zondag, mei 01, 2011

 

Van niets naar nergens 25


Klik hier en scroll naar beneden om te zien wat vooraf ging.

In het donker van het kamp staarde het Zwitsers kwartet mij aan of zij het in Zürich hoorden donderen. Ik had juist voorgesteld op mijn kosten in het restaurant van het kamp een hapje te gaan eten. Dat is duur! bracht studentje D. uit. Welnee, zei ik, het kost wat geld, dat is wat anders. Bovendien is het belachelijk goedkoop. Voor jullie helemaal, want ik betaal. En wat wil je dán? Hier in het donker en in de modder wat rommelen met blikjes, kookgerei en mestins en dan straks ook nog afwassen in het donker tussen de muskieten? Volgens mij zijn we allemaal moe en hongerig! Daar hadden de Zwitsers niet van terug.

Het restaurant lag bovenaan een helling die nu glibberig was van de regen. Maar beneden hing ook een menukaart onder een afdakje. De gerechten waren Spartaans: biefstuk, t-bone steak, kippenpoot of kapenta met patat, rijst of nshima. Ik nam de bestellingen van het kwartet op en besteeg de helling weer om te reserveren. In de tussentijd kon het kwartet zijn tenten opzetten.

Boven was naast de receptie een bar met daarvoor een bordes met stoelen en tafeltjes. Op het nog nalekkende bordes zaten wat mensen in pullovers, naast een vuurtje te drinken, te eten en te praten of in de duisternis te staren. Beneden had ik twee vrachtwagens zien staan en aan de bar stonden enige morsige types, waarschijnlijk de chauffeurs. Kaarsen flakkerden tegen hun donkere, stoppelige wangen.

Op mijn beurt wachtend werd ik aangesproken door een breed lachend meisje met satellietvlechtjes en met een rood, net te diep uitgesneden decolleté, waar haar borsten nadrukkelijk uitpuilden. Waar ik vandaan kwam, of ik op doorreis was enzovoorts. Alles gevraagd met een zuigende nieuwsgierigheid. Één van de medewerkers van het kamp had mij, toen hij mij de weg naar mijn huisje liet zien, erop attent gemaakt dat er in het kamp soms ladies from the village waren die services aanboden. Als U dat niet wil kunt U gewoon tegen ze zeggen dat U hun services niet nodig hebt, dan hebt U er ook geen last meer van, had hij uitgelegd. Het moment om dat te doen, leek me daar. Het spijt me maar mijn vrienden en ik zijn hier om te eten en te slapen en dat is alles, legde ik uit en dat werkte. Okay, I wish you a nice time here, zei ze glimlachend en verdween van de bar, twee andere meisjes met zich meevoerend. Enigszins boosaardig bedacht ik mij dat ik ze ook naar de twee studentjes had kunnen verwijzen om hen de keus te laten.

Een half uurtje later zaten wij met ons vijven aan een tafeltje op het bordes, met truien aan naast een knetterend vuurtje. We hadden uitzicht op het duister. Hier en daar flakkerde een vuurtje in de verte. Zijn dat dorpen? wilden de studentjes weten. Dat kan, maar het kunnen ook vuurtjes langs een weg zijn om aan te geven dat er een dorp in de buurt is, antwoordde ik. En ik dacht aan nachtelijke busreizen, half slapend met het hoofd tegen de busruit waarbij af en toe dit soort vuurtjes voorbij schoten. Maar gaat zo’n vuurtje dan niet vanzelf uit? wilden de studentjes weten. Ik legde uit dat er altijd iemand bij zit. Als je dan bijvoorbeeld onderweg een probleem hebt, kan hij je verwijzen naar het nabijgelegen dorp.

Verder werd er weinig gezegd. We waren allemaal vermoeid van de gebeurtenissen. We hielden ons bezig met het verorberen van de maaltijd. Er werd gekluifd aan stukken kip en karbonade. Zelf had ik natuurlijk eigenwijs nshima met kapenta besteld. De kleine zoutige visjes in pepersaus mengden zich goed met de koel geserveerde Mosi. Het was inmiddels windstil en wat eerst vochtige kilheid had geleken, was nu een welkome, lauwe koelte.

Het Canado-zwitserse boerenstel vertrok spoedig na het eten om te gaan slapen. De twee studentjes en ik bleven zitten en we bestelden nog een biertje. Ook aan de bar was het rustig geworden en er was geen hinderlijke muziek op de achtergrond. In de verte ronkten wat nijlpaarden, maar verder was het stil. Er waren zelfs geen sjirpende krekels. Toch een mooi systeem met die vuurtjes, vond studentje D. Ja, vond studentje P., als je hier komt in dit land, lijkt alles ongeorganiseerd, maar er blijken toch systemen te zijn. Tja, concludeerde ik, in een arm land als dit is het ieder voor zich en God voor ons allen, maar er is ook wel onderlinge steun. Armoede maakt dit land hard, maar er is ook mededogen. De studentjes vonden dat een mooie gedachte.

En toch ben jij graag in dit land, constateerden zij, waarom eigenlijk? Het kwam bijna over als een gewetensvraag en ik had zo gauw geen antwoord. Het is meer een soort optelsom, begon ik. Het zijn die vuurtjes daar in de verte, of de geur na een regenbui, of het geknor van nijlpaarden, het relaxte ritme van de mensen, de droge akoestiek, de nshima die eigenlijk niet eens zo lekker is, de weidsheid van het land…ik weet het niet, ik kan zo natuurlijk nog doorgaan met dingen noemen. Later bedacht ik mij dat het meer de metselspecie is die al die details samenhoudt. Maar wat is die metselspecie dan?

De volgende morgen toverde voor het bordes een landschap van zich eindeloos herhalende heuvels vol struikerij en bomen die in de verte in de ochtendnevel verdwenen. Over de rivier waarover het bordes uitkeek hing ook nevel. Ik warmde mij op in de prille zonneschijn. Ik was langs de tenten van het Zwitsers kwartet gelopen maar had daar nog geen activiteit waargenomen. Zelf was ik al vlak vóór zonsopkomst wakker, alsof een innerlijk systeem ervoor zorgde dat ik even in alle eenzaamheid een deel van de morgen voor mij alleen had. Bovendien was ik benieuwd of het chaletje waarin ik geslapen had (van hout, met gazen ramen en een rieten dak) de nachtelijke regen had doorstaan. Er waren geen sporen van lekkage en met het eerste licht struinde ik door het vochtige kamp vol lekkende bomen en struiken naar de kampeerplaats waar alles in diepe rust verkeerde. Ik liep beneden naar de stofweg langs de rivier, waar het duister grauw was geworden en waar een rood licht zich verspreide tussen de brekende ochtendbewolking. Witkoparenden doorbraken de stilte met hun roep, als hanen in de morgen. Ik rook het koele, vochtige zand.

Morgenrood duurt maar kort in de tropen. Toen ik het bordes op de heuvel bereikte, was het alweer weg en ook de bewolking leek snel op te lossen. De rivier was glad als een spiegel. En het was dat moment dat mij vier jaar later in Lusaka deed besluiten om naar die plek terug te keren.

BP

Labels:

  • CONTACT
  • Facebook